Verhuur een deel van de eigen woning aan de vennootschap
De praktijk dat bedrijfsleiders (met een bestuurdersmandaat) een huurcontract afsloten met hun vennootschap om zo een deel van hun vergoeding als onroerend inkomen te ontvangen, dateert uit de tijd waarin dit fiscaal interessant was.
Deze constructie maakte het mogelijk sociale bijdragen voor zelfstandigen te omzeilen, aangezien onroerende inkomsten toen genoten van een gunstiger fiscaal regime dan beroepsinkomsten. In concreto: geen bedrijfsvoorheffing, geen belastingvermeerdering voor het niet of onvoldoende doen van voorafbetalingen en het recht op een hoger kostenforfait. Met als gevolg een overvloed aan dergelijke huurcontracten, vaak met te hoge huurprijzen.
Vanaf het aanslagjaar 1994 heeft de wetgever het voordeel van dergelijke constructies beperkt. Sindsdien werd een deel van de huurprijs en het voordeel dat de bedrijfsleider ontving voor de verhuur van gebouwde onroerende goederen aan de vennootschap beschouwd als beroepsinkomsten wanneer deze als buitenproportioneel werden beschouwd. Niet in functie van de marktprijs maar in functie van een fiscale formule.
Is het deel van de huur groter dan het gerevaloriseerde kadastraal inkomen van het verhuurde deel van het gebouw vermenigvuldigd met 5/3, dan wordt het als buitenproportioneel beschouwd.
De revalorisatiecoëfficiënt voor 2023 bedraagt 5,37. Concreet blijven je huurinkomsten voor 2023 dus fiscaal interessant zolang ze niet meer bedragen dan 8,95 keer (5,37 x 5/3) het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen.
Het deel van de huurprijs dat als ‘normaal’ wordt beschouwd, blijft nog steeds geclassificeerd als onroerend inkomen maar het ‘buitenproportionele’ gedeelte zal worden belast als beroepsinkomen met een impact op je personenbelasting en sociale bijdragen.
Is je partner mede-eigenaar van de woning dan geldt die ‘huurherkwalificatie’ niet voor je echtgeno(o)t(e) als hij of zij geen bestuurder is in jouw vennootschap.
Ben je bijvoorbeeld elk voor 50% eigenaar van het onroerend goed komt ook 50% van de huur niet in aanmerking voor de herkwalificatie. In dat geval kan het dus wel zin hebben om méér huur te vragen dan het maximum, hoewel het buitenproportionele deel van de huur van de vennootschap nog steeds beschouwd zal worden als een loon.
Hierdoor is het van belang om de huurprijs van het beroepsgedeelte van de eigen woning aan de vennootschap zorgvuldig vast te stellen om fiscale complicaties te voorkomen.
Je liberoo adviseur kan je hierrond het nodige advies verstrekken.